Spoed
Tekstgrootte

Niet zo piepen

Om vijf voor half acht begin ik in het trappenhuis met mijn klim naar de zesde etage. Licht hijgend bereik ik om half acht de afdeling hartbewaking en heb ik mijn stukje ‘cardiofitness’ erop zitten. Mijn eigen hartslag komt zeer waarschijnlijk een eindje boven de honderd uit en ik blaas bovenaan de trap even uit, voordat ik de klapdeuren van de afdeling openduw.

De bedden zijn allemaal gevuld en het lijkt erop dat iedereen vandaag ritmestoornissen heeft.Met het verschil dat de ene patiënt een veel te snel en de ander een veel te traag ritme heeft; tijd voor pacemakers of voor chemisch- of elektrisch ingrijpen met behulp van medicatie of een elektrische schok. Het levert al met al een kakofonie aan geluiden en piepjes op die uit alle richtingen het labyrint van mijn gehoorgangen binnendringen en vragen om actie.

De bezetting is krap vandaag en er worden ook nog twee leerlingen ingewerkt.“Niet zo piepen”, maan ik mezelf. “Hup aan de slag!”. De dag vliegt uiteindelijk voorbij, de sfeer is goed en de grappen vliegen over en weer. Ik loop voor de zoveelste keer naar het alarm op één van de monitoren waaraan een Surinaamse meneer ligt die vandaag een pacemaker krijgt.“Hou nou toch eens op met dat gepiep”, knipoog ik naar hem. Hij kan er gelukkig om lachen in de wetenschap dat hij aan het einde van de dag van alle narigheid verlost is.

Op de terugweg in de auto lijkt het wel of ik nog steeds alarmen hoor afgaan en zijn de geluiden van overdag een eigen leven gaan leiden. De autoradio biedt uitkomst en de piepjes in mijn hoofd maken plaats voor de rustige klanken van radio-4. Onderweg bedenk ik me plots dat ik me voorgenomen had even langs de drogisterij te rijden, voor de ‘lokkertjes’ uit de folder. Jakkes, er staat al een flinke file voor de Noord-tunnel en ik besluit over de brug te gaan. Vlak ervoor beginnen er plots rode knipperlichten te branden. Nee, ook dat nog! Ik zucht en zie het brugdek langzaam omhoog komen.In de Alblasserwaard heet dit ding niet voor niets ‘brug der zuchten’. Als ik eindelijk de winkel bereik, blijkt dat er méér mensen zijn die de folder hebben gelezen.

Ik sluit voor het afrekenen aan in een lange stoet voor de kassa en schop met mijn voet het veel te volgeladen boodschappenmandje voor me uit. Dik twintig minuten later ben ik eindelijk aan de beurt. De caissière wijst me erop dat ik recht heb op een gratis artikel. “Het ligt tegenover de luiers mevrouw”. Ik haast me terug de winkel in en zoek koortsig in het schap tegenover de luiers uit lang vervlogen tijden en laat een lange rij geërgerde en fronsende mensen achter me.Ik prop mijn boodschappen - die zich hebben opgehoopt op de veel te krappe inpakbalie - in mijn tas en dan: Pieeeep! “Mevrouw vergeet uw pas niet”, zegt de caissière een beetje meewarig.Ik wil nog maar één ding; gauw naar de uitgang, en ik haast me richting de buitendeur.‘Piep, Piep, Piep’. De detectiepoortjes van de winkel zijn ongenadig en ik houd verschrikt mijn pas in.“Mag ik even in uw tas kijken mevrouw”, zegt een vriendelijke medewerkster.Mijn hoofd is inmiddels net zo rood als haar blouse. Eén van de aanbiedingen uit de folder blijkt de boosdoener. Dat betekent retour kassa.

Mopperend start ik even later de auto en denk met enige zelfspot aan mijn volgende taak: Thuis ‘de piepers’ opzetten. ‘s Avonds duw ik twee gele oordoppen in mijn getergde gehoorgangen want…. Ik kan geen Píep meer horen!